Maandag 13 juni 2022
Deelnemers:
Paul van der Velpen
Marcel van der Wal GGD Amsterdam onderwijs preventie weerbaarheid
Wouter Staal Karakter radboudUMC kinder psychiater
Femke Rokx Beleidsadviseur onderwijs en jeugd
Judith Ludding oud-Directeur GGD Utrecht
Mark Weghorst NCJ
Anneke Meijer GGD Fryslan Friese preventieaanpak
Peter Dijkshoorn VNG Accare kinder psychiatrie
Angela Vos BMC advies
Ans Hermans (niet aanwezig)
Inleiding
In het overleg over de vraag “hoe kunnen we de instroom naar jeugdzorg verminderen door preventie”” zijn we niet ingegaan op preventieve interventies. De impliciete aanname is dat er op dit moment voldoende preventieve interventies beschikbaar zijn, maar dat
1.een aantal onvoldoende wordt ingezet;
2.de preventieve interventies beter moeten worden verbonden
3.de sturing moet worden verbeterd
4.de beroepsgroepen een sterkere rol zouden moeten spelen
5.de sociale basis versterkt moet worden.
Centraal of decentrale sturing?
De deelnemers zijn het erover eens: centraal sturen wat centraal kan.
Redeneer daarbij vanuit kinderrechten/ belang van het kind: “elk Nederlands kind heeft recht op” …../ vul maar in: “om veilig en gezond op te groeien….”, “op een stevige preventieve sociale basis….” etc.
Er zijn voldoende bewezen effectieve preventieve interventies en alle 345 gemeenten hebben belang bij preventie. Waarom zou je het op 345 verschillende manieren wel/niet/half invullen, doorgaans afhankelijk van de gemeentelijke financiële armslag? Dat elke gemeente zijn eigen couleur locale heeft en dat interventies/voorzieningen dus overal net iets anders ingebed moet worden staat buiten kijf. Maar stuur vanuit landelijke ambities – geredeneerd vanuit een kind, een gezin. Een kind, gezin dat in de ene gemeente woont en in de andere naar school gaat of sport of waarvan vader in de ene en moeder in de andere gemeente woont. Sociale media zijn heel belang, maar zijn niet aan gemeentegrenzen gebonden. Stuur op regionale samenwerking én op ontschotting tussen domeinen. Het wordt er goedkoper, overzichtelijker, effectiever en – niet te vergeten – duurzamer van. Immers je bouwt met elkaar iets op, je verstevigt en verbetert wat goed werkt en stopt met wat niet werkt. Verder kijken dan de korte termijn. Daarbij komt nog dat ambtenaren en wethouders regelmatig wisselen, hetgeen niet bevorderlijk is voor duurzame ontwikkeling,
Kortom, de regie moet duidelijk belegd zijn en bij voorkeur niet bij individuele gemeenten. Dat is Meer vanuit landelijke ambities, programma’s, met regionale sturing en lokale inbedding.
De vraag is wel: en hoe dan? Want deze insteek is anders dan de ongelimiteerde decentralisatie waarvoor is gekozen. De overheid heeft immers enorm gedecentraliseerd en gemeentes hebben dat omarmd. ervaart ook de VNG.
Gelijkheid vraagt ongelijk investeren
Maar met alleen Kansrijke Start ben je er niet. Het NCJ pleit daarom voor “Kansrijke doorstart”. Focus op belangrijke transitiemomenten van kinderen, zoals start basisschool, maar ook overgang naar voortgezet onderwijs en richting 18+. Zorg voor goede huisvesting, groen- en speelvoorzieningen in de buurt, aanpak van armoede en oog hebben voor kinderen die mantelzorgen van belang is.
Ervaring leert dat we nu na een ‘kansrijke start’ nog steeds een grote groep kinderen vanaf groep acht aan hun lot overlaten. Om uit te komen bij Gelijke Kansen hebben sommige kinderen een groter zetje nodig dan anderen.
Preventie als collectieve voorziening, belang van een goede sociale basis
Een beschaafde samenleving doet aan preventie (Johan Polder) en zeker niet alleen businesscase-gedreven. Het is vergelijkbaar met de aanleg van riolering en drinkwatervoorziening in de 19e en begin 20e eeuw. Daar is ook nooit een business case van gemaakt. Zijn gewoon collectieve voorzieningen die worden aangeboden. Het betekent goede huisvesting, armoedebestrijding, tegengaan van pesten, nadruk op bewegen, groen- en speelvoorzieningen in de buurt, kinderopvang, onderwijs. Noem het de sociale basis in de samenleving. Daar is afgelopen jaren veel op bezuinigd.
Dat kan een hoop leed voorkómen en draagt tegelijk bij aan hun ontwikkeling tot veerkrachtige participerende burgers/ verantwoordelijke ouders en daarmee gezonde toekomstige generaties.
Dat neemt niet weg dat er te allen tijde beroep gedaan zal worden op GGZ of andere zorg. Er zijn of ontstaan in de loop van een mensenleven nu eenmaal problemen, waarvoor hulp geboden moet worden.
Wat is normaal?
De normaalverdeling van de bevolking maakt dat mooi inzichtelijk: een kleine groep mensen heeft ongeacht de omgeving psychische problemen, een andere kleine groep mensen ontwikkelt juist nooit psychische problemen, in welke situatie ze ook verkeren. Daar tussenin een grote groep mensen die, afhankelijk van wat ze meemaken, in meer of mindere mate, tijdelijk of langdurig, psychische problemen kunnen krijgen.
De deelnemers pleiten voor meer logische samenhang tussen preventie en zorg. Preventie en curatie zijn überhaupt abstracte vaktermen die de doorsnee burger niets zegt. Laten we het alleen al om die reden niet te ingewikkeld maken en het logisch met elkaar verweven. Beide domeinen kunnen van elkaar leren en profiteren. Net zoals we weten dat roken leidt tot kanker, weten we ook dat kinderen van getraumatiseerde ouders grotere kans hebben gedrags- en leerproblemen te ontwikkelen. Naast mooie sociaal-maatschappelijke basisvoorzieningen hebben we dus alerte en sensitieve “opsporingstechnieken” nodig en werkzame (preventie)programma’s voor gezinnen die dat nodig hebben.
De discussie richt zich ook hier weer op het belang van het met de paplepel ingieten van veerkracht. Tegenslag hoort bij het leven en problemen zijn niet te voorkomen. Hoe je er veerkrachtig mee omgaat is systematisch aan te leren en vóór te leven. Door (groot)ouders, leerkrachten, sportcoaches, preventiewerkers en andere rolmodellen.
Kunnen beroepsgroepen méér doen, meer verantwoordelijkheid nemen en samenwerken dwars door het stelsel heen?
Je zou kunnen stellen dat psychiaters, jeugdartsen gevangen zitten in het stelsel. Naast de richtlijnen van beroepsgroepen zijn er veel beleidsregels bij gekomen. Waaronder escalatie-mogelijkheden: iemand moet de zorg voor jouw patiënt overnemen als jij er geen raad meer mee weet. Lijkt niet bevorderlijk voor het versterken van vakmanschap en professionele verantwoordelijkheid. Iemand ‘erbij halen’ is te prefereren boven dóórverwijzen. Beleid zou helpend moeten zijn en niet belemmerend of wantrouwend.
Ook kent de zorgaanbesteding en -financiering perverse prikkels: simpele problemen zijn makkelijker te verhelpen dan complexe multiproblems. De wachtlijsten voor de laatste categorie zijn mede daardoor vaak schrijnend lang. En wat te denken van de soms kortlopende jeugdzorgaanbestedingen, wat veel investeringen vergt en bestaansrisico’s voor organisaties en onzekerheid voor professionals met zich meebrengt? Het leidt ook wederom niet tot duurzaam verbeteren en innovatief samenwerken. Hoe kan dit doorbroken worden? Door nieuwe beleidsregels, andere aanbestedingsregels, ander vergunningenstelsel, andere gemeentelijke of regionale inkoop?
De deelnemers pleiten voor Gewoon Doen, ruimte nemen, kansen grijpen, van mens tot mens samenwerken, samen-leren! Waarderend onderzoekend, uitproberend, experimenterend, via briljante mislukkingen naar duurzaam mensgericht voorkómen en zorgen. Curatie, preventie, gemeenten, inwoners en zorgverzekeraars samen via regionale preventie infrastructuren.
Samen met inwoners en samen met onderwijs en onderzoek.
MBO’s, HBO’s en universiteiten kunnen goed helpen om uit te vinden wat werkt. Dit is win-win-win. Resultaten worden onderbouwd en daarmee betrouwbaar en valide. Jonge mensen (veelal met eigen Jeugdhulpervaringen) denken mee over wat werkt en wat niet. Tegelijkertijd kunnen onderwijsinstellingen anticiperen op wat in de nabije toekomst nodig is aan nieuwe (breder opgeleide) zorgprofessionals. Door intensief contact met GGD’s, gemeenten en zorginstellingen kan er terplekke geleerd worden en door MBO-HBO-Universitair samen te werken leren de verschillende studenten elkaars unieke kracht en talenten te waarderen.
“Wat kan ik voor u doen?”
Wordt er in Denemarken gevraagd als je je ergens meld met een probleem of vraag. Een open vraag vanuit positieve gezondheid en vertrouwen, niet gestuurd door beleidsregels of zorgformats. Dat moeten we hier ook doen.
Het gebeurt natuurlijk al. Bijvoorbeeld als mensen op een GGZ wachtlijst komen. Ervaringsdeskundigen of maatschappelijk werkenden stellen die belangstellende vraag en wat er dan gebeurt lijkt erg succesvol. Er kan vaak meteen iets ‘simpels’ verholpen worden, waar mensen baat bij hebben. Dit monitoren van de wachtrij, ook wel Wachtverzachter genaamd, draagt bij aan een effectieve voorbereiding/start van de behandeling of zet soms het eigen probleemoplossend vermogen van de cliënt al in gang.