Visie
Er is een sterke relatie tussen opleiding/inkomen en gezondheid. En omdat er binnen de bevolking op dit punt (grote) verschillen zijn, is er ook sprake van sociaal economische gezondheidsverschillen. Het was de belangrijkste drijfveer om mijn boek te schrijven. De gezondheidsverschillen nemen eerder toe dan af. Mensen met een hogere opleiding worden 6-7 jaar ouder en leven 18 jaren meer in ongezondheid.
Recent is is door de Wetenschappelijke raad voor het Regeringsbeleid en de Raad voor de Volksgezondheid nadrukkelijk gewezen op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Die verschillen gelden ook voor fysieke als mentale gezondheid.
Langdurige armoede kan een vorm van chronische stress bij ouders veroorzaken die een negatieve invloed heeft op hun psychisch welzijn, hun rol als opvoeder en de interactie tussen ouders en kind. Ouders ervaren niet alleen geldzorgen, maar mogelijk ook schuldgevoelens, gevoelens van falen en incompetentie. Deze stress bij ouders maakt het moeilijk om goed te reflecteren op ouderschap en opvoeden. Dit speelt vooral in eenoudergezinnen en dan meestal bij moeders, die weinig sociale steun en toegankelijke hulp hebben. Als de eigen materiële en emotionele behoeften van deze moeders niet zijn vervuld, kunnen ze minder goed voor hun kinderen zorgen, bijvoorbeeld doordat ze minder aandacht voor hen hebben.
Wie de mentale gezondheid wil verbeteren zal hier rekening mee moeten houden. Werken aan bestaanszekerheid van een deel van de doelgroep, is een belangrijk onderdeel van de uitvoering. We moeten dan accepteren dat het meer moeite, tijd, geld zal kosten om mensen met lage opleiding/inkomen te bereiken. De tweede hobbel is dat niet alle instelling daar voor worden gefinancierd. Als instellingen daar niet voor worden gefinancierd, en er alleen wordt gelet op het aantal mensen dat wordt bereikt is de kans groot dat vooral mensen met hoge opleiding/inkomen worden bereikt. Gemeenten kunnen aan de organisaties die ze financieren de eis stellen dat mensen met lage opleiding/inkomen worden bereikt en hen daar extra voor financieren.
Doelgroepen
De sociaaleconomische verschillen tussen groepen in een gemeente zijn vaak goed zichtbaar als wijken met elkaar worden vergeleken. Neem een stad als Utrecht. De levensverwachting in goed ervaren gezondheid verschilt 12 jaar: in drie wijken is deze72 jaar, in Overvecht 60 jaar. Die verschillen werken uiteraard ook door in scholen. Het is belangrijk om hier bij de aanpak rekening mee te houden.
Doelen
Welke doelen zijn relevant bij het thema bestaans(on)zekerheid & Sociaal economische gezondheidsverschillen? Ter inspiratie de doelen die het ministerie van Economische zaken zich in de Kamerbrief over het Topsectoren- en Innovatiebeleid heeft gesteld:
- In 2040 leven alle Nederlanders tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid en zijn de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% afgenomen.
- In 2040 is de ziektelast door een ongezonde leefstijl en -omgeving met 30% afgenomen.
- In 2030 wordt zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving georganiseerd, in plaats van in zorginstellingen.
- In 2030 kunnen mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking naar wens en vermogen beter meedoen in de samenleving (25%).
- In 2030 is de kwaliteit van leven van mensen met dementie met 25% toegenomen
Afgeleid van dit type doelen kunnen de financiers van zorg-en hulpverleningsorganisaties (zorgverzekeraars en gemeenten) bij de financiering afspraken maken over het bereik. Daarbij dan niet alleen letten op totale aantal mensen dat wordt bereikt, maar ook afspreken dat de mensen die de zorg/hulp het meest nodig hebben worden bereikt. Het kan zijn dat daar een passende financiering voor nodig is.
Interventies
Belangrijk is dat een gemeente de schuldhulpverlening optimaal organiseert. Wijkteams kunnen daar een goede rol bij spelen. Gezien de verschillen tussen wijken ligt het voor de hand daar rekening mee te houden bij de inzet van interventies. Voor mensen die meerdere problemen hebben kan de doorbraakmethode worden ingezet, bijvoorbeeld in de vorm van zorgmariniers. Movisie heeft een overzicht gemaakt van interventies: Wat werkt bij de aanpak van armoede en schulden?
Programma’s als kansrijke start en de gezonde school zijn voorbeelden van universele preventie, gericht op een totale populatie (alle kinderen tot 2 jaar en hun ouders, c.q.alle kinderen op school) waardoor iedereen binnen de scope valt. Maar dat wil nog niet zeggen dat ook feitelijk iedereen wordt bereikt. Daarvoor zal in bepaalde buurten, bepaalde scholen meer capaciteit geïnvesteerd moeten worden.
Dat kan niet anders: het is nodig om ongelijk te investeren bij ongelijke kansen.
Zie Hoogleraar Gera Nagelhout in haar oratie over het bereiken van mensen met weinig gezondheidsvaardigheden.
Voor begeleiding om mensen met lage opleiding te bereiken kan gemeente of een zorginstelling aankloppen bij Pharos